Burgerschap is ineens overal. Het is een verplicht leergebied, een politiek speerpunt en – volgens sommigen – de redding van de democratie. Maar op school, in de klas, is burgerschap vaak iets anders. Geen aparte les, geen vak met een cijfer, maar een breed, beweeglijk ideaal dat ergens tussen maatschappijleer, mentoraat en een verdwaalde debatdag zweeft.

Op het RLO zie ik die spanning van dichtbij. Sinds de wet is aangescherpt, moeten we niet alleen ‘iets doen’ met burgerschap, we moeten het ook zichtbaar, toetsbaar en overdraagbaar maken. 

Als coördinator burgerschap op het RLO worstel ik met een bekende paradox: de kloof tussen de papieren tijger en de werkelijkheid van het klaslokaal.

Op papier ligt er een fundament. Een fundament dat samen Michel van der Zeeuw nog veel steviger moet worden ingebed. Het beleid is zorgvuldig verwoord: burgerschap draait om democratische waarden, diversiteit, rechtvaardigheid, actieve participatie. De formuleringen zijn correct, de doelen helder. 

Hoe komen die waarden tot leven in de lessen of in de schoolcultuur? Daar begint de spagaat. Vraag een willekeurige docent hoe zij dat handen en voeten geven, en de antwoorden variëren enorm. Dit bleek wel uit de paar interviews die ik een paar weken geleden met enkelen van jullie heb gehouden. Er sprak betrokkenheid uit, overtuiging zelfs. Alleen: niemand noemt het ‘burgerschap’. Het zit verstopt in de lessen. De inhoud is er. Het label ontbreekt.

Daar zit precies het knelpunt én de ruimte voor groei. Want hoe zorgen we dat burgerschap geen extra last wordt, maar een gedeeld verhaal van waar we op school voor staan? En hoe krijg ik als coördinator beweging in iets dat geen duidelijk begin- of eindpunt kent? Maar voor bijvoorbeeld de inspectie wel toetsbaar is. En waar de leerlingen herkenbaar iets aan hebben. Niet alleen hier op school, maar ook in hun lange leven erna.

Ik begon dit schooljaar met een reeks bijeenkomsten onder de vlag ‘OG’ – een structuur die bedoeld was om collega’s samen te brengen rondom burgerschapsthema’s. Na een paar sessies bleek dat deze vorm onvoldoende werkte. Te log, te abstract, te weinig eigenaarschap en toekomstgericht.

In overleg besloten we het OG los te laten. Wat ervoor in de plaats gaat komen zijn twee kleinschalige, doelgerichte werkgroepen. De eerste richt zich op basiswaarden in de onderbouw: hoe zorgen we dat respect en fatsoen normaal en zichtbaar gedrag worden? De tweede werkgroep werkt als een soort guerrillabeweging: kleine, spontane burgerschapsprojecten in met name de bovenbouw, eventueel los van de officiële jaarplanning. Actueel, flexibel, inhoudsrijk.

Maar ja – flexibiliteit vraagt ruimte. Ruimte in tijd, in roosters, in houding. Daar schuurt het. Tussen beleid en praktijk, papier en uitvoering. Daar zit voor mij misschien wel de echte oefening in burgerschap. Niet alleen voor de leerlingen, maar ook voor ons als school.

Burgerschap op het RLO voelt dan soms als een gymnastiekoefening: een elegante balans tussen inhoud en structuur. En ja, af en toe een spagaat. Maar met wat samenwerking, vertrouwen en lef hoor ik in de verte Hans van Zetten al: “Hij staat!”

Lucas Bezembinder

PS. Wil je je aansluiten bij een van de werkgroepen? Klamp mij aan of stuur mij een berichtje! De werkzaamheden van de werkgroepen zullen zich dit jaar nog grotendeels houden aan de data van het OG (27/5 en 24/6). Volgend schooljaar gaan we uiteraard door en dan kiezen we onze eigen momenten.